aaien 
stroke
aan de hand
happening, going on
aandoen 
put on
aankleden (zich)
dress
aankomen (aanraken) touch
aanwijzen
point out
aardappel
potato
achter (na)
after
achteruit
back
afgelopen
finished, over
afmaken
finish
afspreken
arrange
allemaal
all
als (indien)
if
als (zoals)
like
anders (verschill)
different
andersom
other way around
bedenken
think up
bedoelen
to mean
beginnen
start
begrijpen
understand
bellen (opbellen)
ring, call
beneden
downstairs
bewaren
keep, save
bewegen
move
bij (voorz.)
at
bijvoorbeeld
for instance
blaadje (boom)
leaf(let)
blad / blaadje (papier)
sheet
blauw
blue
blazen
blow
blij
glad
blijven
stay
bloed
blood
boer
farmer
boerderij
farm
boodschappen
errands
boom
tree
boos
angry
boot
boat
bord (eten) / bordje
plate
bos (bomen)
forest, woods
boter
butter
botsen
collide
bouwen
build, construct
bovenop
on top
brand
fire
breken
break
brief
letter
broodje
bun
bruin
brown
buiten
outside, outdoors
cadeau / cadeautje
present
daar
there
daarna
after that
daarom
therefore
dadelijk
immediately
deken
blanket
deksel
lid
denken (aan)
think of
deur
door
deze
this. these
dezelfde
the same
dicht
closed
dichtbij
near
die
that, those
diep
deep
dier
animal
dierentuin
zoo
dik
thick
ding
thing
doei / doeg
bye
doek / doekje
cloth
doen
do
dokter 
doctor
donker, donkerder, dark, er
door
through
doorgaan
continue
doorheen
through
doorspoelen
flush
doos
box
dop
cap
dorst
thirst
draaien
turn
dragen
carry, wear, bear
driehoek
triangle
drogen
dry
dromen
drem
drukken
press
duidelijk
clear
duim
thumb
dun
thin
duren
last
durven
dare
dus
therefore
duur
expensive
duwen
push
echt (heus)
real(ly)
eend
duck
eens
once
eerste
first
eigenlijk
in fact
eindelijk
finally
emmer
bucket, pail
er … uitzien
look
eraan
on it
erbij
with it
ergens
somewhere
even groot
same size, just as big
even klein
just as small
even veel
just as much
feest
feast. party
fiets
bicycle
fietsen
bike
fles
bottle
fluisteren
whisper
fluiten
whistle
fout
mistake
gaan (naar)
go to
gauw
quick
gebeuren
happen
gebruiken
use
geel
yellow
geen
green
geit
goat
gek
crazy
geld
money
geloven (aannemen) believe, accept
geluid
sound
gelukkig
happy
(ge)makkelijk
easy
genoeg
enough
gevaarlijk
dangerous
geven
give
gewoon
normal, ordinary
gieter
watering can
gisteren
yesterday
glijbaan
slide
glijden
slide
goed, beter, best good better best
goedkoop
cheap
goed zo!
well done
gooien
throw
gordijn
curtain
goud
gold
groeien
grow
groen
green
groep
group
grond (bodem) bottom
haakje
hook
haan
rooster
haar (bez.vnw) her
haar (pers.vnw) her
haar / haren hair
hai / hoi
hi
halen
get
half
half
hard (roepen, slaan)
loud, hard
hard (snel)
fast
hebben
have
heen en weer
to and fro back and forth
heerlijk
wonderful
heet
hot
hek
gate fence
heleboel
a lot
herfst
fall
hert
deer
het regent
it rains
het sneeuwt
it snows
het waait
blows
hetzelfde
the same
hier
here
hijskraan
crane
hoe
how
hoek
corner
hoeveel
how much
hoeven
need
hollen
run
hond
dog
hoog
high
horen bij
belong to
houden (hebben) hold
houden van
like, love
hout
wood
huilen
cry, weep
huis
house
idee
idea
iemand
somebody
iets (ding) something
iets (een beetje) a bit, tad
ijs (winter)
ice
ijsje
icecream
ben jarig
have birthday
jong
young
jongen
boy
kaars / kaarsje
candle
kaart / kaartje
card
kaas
cheese
kachel
stove
kant (rand)
edge
kant (richting)
side
kapot
broken
kapotmaken
break
kar
cart
kast
closet
kauwgom chewing gum
keel
throat
keer
times
kennen
know
ketting
chain
keuken
kitchen
keurig
neat
kiepen
tip
kiezen
choose. elect
kijken
look
kikker
frog
kist
chest
klaar
ready
kleed
rug
klei
clay
kleren
clothes
kleur
colour
klimmen
climb
klinken
sound
klok
clock
kloppen
knock
knap
clever
knie
knee
knikken
nod
knikker
marble
knippen
cut
knoeien
mess
knoop (jas)
button
koe
cow
koek 
cake
koelkast
fridge
koffie
coffee
koken
boil, cook
komen
come
konijn
rabbit
koning
king
koningin
queen
kop (van dier)
head
kop / kopje
cup
kopen
buy
kort
short
koud
cold
kraal
bead
kraan
tap
krant
(news)paper
krassen
scratch
krijgen
get, receive
krijtje
chalk
kring
cirkel
krokodil
crocodile
kruipen
crawl
kuiken
chicklet
kunnen
can
kwast
brush
kwijt
missing, lost
laars / laarzen boots
laat
late
laatst
last
lachen
laugh
lam / lammetje lamb
lamp / lampjelamp,light
land
land
lang
long
langs
along
langzaam
slow (ly)
laten
let. leave
later
later
lawaai noise
leeg
empty
leeuw
lion
lepel
spoon
lente
spring
leren (iets) learn
leuk pretty
lezen
read
licht / lichtje
light
liedje
song
lief sweet
liggen (horizontaal) lie (flat)
lijm
glue
lijn
line
likken
lap (up)
limonade lemonade
loslaten
let loose
lucht
air
lusten
like (of food)
maan
moon
maar (doch)
however
maken (vervaardigen) make
mand
basket
meedoen
participate
meegaan
tag along
merken
notice
middag
noon
moeilijk
difficult
moeten
must , have to
mogen
may, is allowed
mol
mole
mond
mouth
morgen (ochtend)
morning
morgen
tomorrow
motor
engine
muis
mouse
muts
hat
muur
wall
muziek
music
na (tijd)
after
naam
name
naar (richting)
to
naartoe
to
naast
next to, beside
nacht
night
nadenken
think
nagel
nail
nat
wet
natuurlijk
of course, natural
nee
no
neerleggen
put down
neerzetten
put down (set)
nest
nest
netjes
tidy
neus
nose
niemand
nobody
nodig hebben need
noemen
name
nog (steeds)
still
nooit
never
noot / nootje
nut
nou / nu
now
nummer
number
of
if
olifant
elephant
omvallen
fall over
opeens
suddenly
opletten
pay attention
opruimen
clean up
paddestoel
mushroom
pakje / pak
parcel
peer
pear
plagen
tease
plas (urine)
pee
plassen
to pee
plat
flat
pleister
bandaid
plek
place
plons
splash
plotseling
suddenly
poep
feces, poop
poepen
to crap, poop
portemonnee
wallet
proberen
try
prullenbak
wastepaper basket
raam
window
raar
odd
rand
edge
regen
rain
rennen
run
reus
giant
riem
belt
rietje
straw
rij
row
rijden
ride, drive
rijst
rice
ring
ring
rits
zipper
roepen (geluid) call
roeren
stir
rok
skirt
rollen
roll
rommel
garbage, trash
rond (vorm)
round
ronddraaien
turn
rood
red
roze
pink
rug
back
ruiken
smell
rustig
quiet
ruzie
quarrel
samen
together
sap
juice
schaap
sheep
schaar
scissors
schelp
shell
schep
shovel
scheppen
to shovel
scherp
sharp
scheuren rip
schieten (met iets) shoot
schijnen / de zon schijnt
shine
schoen
shoe
schommel
swing
schrijven
write
sinaasappel
orange
sla
lettuce
slaan
beat
slap
weak
slak
snail
slang (dier)
snake
slapen
sleep
slecht
bad
slee
sled
sleutel
key
slim
smart
snoep / snoepje
candy
snor
moustache
soep
soup
sok
sock
soms
sometimes
soort
kind
speelgoed
toys
speen
nipple
spel (spelen)play
spelen
play
spiegel
mirror
spin
spider
springen
jump
spugen
spit
spullen
stuff
steeds
always
steen
stone, brick
sterk
strong
stoel
chair
stoep
sidewalk
stok
stick
stom (dom)
stupid
stout
naughty
straat
street
strak
tight
straks
later
streep
stripe, line
tak
branch
tand
tooth
tandenborstel
tooth brush
tandpasta
toothpaste
tante
aunt
tas
bag
te groot
toobig
te klein
too small
tekenen
to draw
tekening
drawing
terwijl
while
thee
tea
thuis
at home
tien
ten
tijd
time
tijger
tiger
touw / touwtje
string
traan
tear
trui
sweater
vakantie
vacation
vallen
fall
varken
pig, hog
vast (zeker)
verdwijnen
disappear
verf
paint
vergeten
forget
verhaal
story
verjaardag
birthday
verkeerd
wrong
verkouden
have a cold
verstaan
understand
verstoppen
hide
vertellen
tell
verven
paint
veter
lace
vlag
flag
vlees
meat
vlieg
fly
vliegen
tofly
vliegtuig
airplane
vlinder
butterfly
vlug
quick
voelen
feel
voet
foot
voetbal
soccer. football
voetballen
play soccer
vogel / vogeltje
bird
vol
full
volgend
next
volgens
according to
voor
before, for
voordat
before
voorlezen
read to
voorzichtig
careful
wc-papier
toilet paper
wei
meadow
welterusten
goodnight, sleepwell
wiel
wheel
wijzen
point
willen
want
wind
wind
winkel
shop
wip
seesaw
wit
white
worst
sausage
wortel
carrot
zacht (geluid)
soft
zacht (voelen)soft
zak
bag
zakdoek
handkerchief
zand
sand
zeep
soap
zeer (doet zeer) hurt
zeg (tussenw.) say
zeggen
say
zeker
certain. sure
zelf
self
zes
six
zetten
put
zomer
summer
zon
sun
zonder
without
zorgen
care
zout
salt
zoveel
somuch
zuchten
sigh
zullen
shall
zus / zusje
sis
zuur
sour
zwaaien
wave
aarde (grond)earth, soil
achterblijven
stay behind
afblijven stay away from
afdrogen
dry off
afwassen
wash up, do the dishes
bekeuren
to fine
bekeuring
fine
bezemsteel
broomstick
biefstuk
steak
bier
beer
big
piglet
brommer
moped
brug
bridge
buitenland
abroad
buren
neighbours
bushalte
busstop
buurjongen
neighbour's boy
buurman
neighbour
buurvrouw
----------'s wife
daarvoor
before that
dekbed
duvet, comforter
dennenappel
pine cone
dennenboom
pine tree
derde
third
dichtdoen
close
dief
thief
directeur
managing director
doen alsof
pretend
dom
dumb. stupid
douchen
take a shower
draaimolen
caroussel
draak
dragon
drankje
drink
draven
gallop
drijven
float
droogmaken
dry
druif
grape
druppel
drip, droplet
kletsen
to gab
kletsnat
soaking wet
kleuter
toddler
klittenband
velcro
knikkeren
play at marbles
knuffel
to cuddle
koekenpan
frying pan
kom (znw)
mug
kooi
cage
krat
crate
kribbe
cradle
kroket
croquet
kruispunt
crossroads
kruk
stool
kurk
cork
kwaken
to quack
kwijtraken
to lose
laken
sheet
lauw
tepid, lukewarm
legen
to empty
levend
alive
licht, lichter, lichtst
light, lighter
lieveheersbeestje
ladybug
lijf
body
links
left
lokaal
room
los
loose
maat
measure. size
masker
mayonaise
meehelpen
meezingen
meel
meester
meloen
mengen
merel
meten
metro
metselen
miauwen
midden (znw)
middenin
mier
mijter
misselijk
morsen
mouw
mug
mus
naald
naar (vervelend)
nadat
neef
nergens
net (pas)
nicht
niezen
normaal
om beurten
omkiepen
omlaag
omver
omwaaien
onderaan
ondersteboven
ondiep(e)
ongezellig
onrustig
onvoorzichtig
oorbel
op bezoek komen
op een rij
op je beurt wachten
op reis gaan
opbergen
opendoen
oplossen (probleem)
oppassen (uitkijken)
oprapen
optillen
oranje
os
overkant
oversteken
paar (schoenen)
paardebloem
papegaai
paraplu
parkeerplaats
parkeren
pas op!
pasgeboren
pech hebben
pepernoot
pesten
pestkop
piano
Piet / Zwarte Piet
pijl
pink
pistool
pizza
plaatje
plakband
plakboek
plakkertje
plakplaatje
plaksel
plakspullen
plastic
politieagent
politiebureau
politiepet
politiewagen
poppenhuis
poppenwagen
prins
prinses
proeven
punt (stip)
puntenslijper
raadsel
raden
ramen lappen
rechtdoor
rechtop
rechts
regenjas
reis
reizen
rek
reusachtig
ridder
rijbewijs
rijp
ritssluiting
rook
roos
rotten
ruw
sandaal
schaats
schaatsen
schap (supermarkt)
schat (lief iemand)
scheetje (windje)
schil
schildpad
schip
schoorsteen
schort
schouder
schuim
schuiven
schuur
scooter
shampoo
sinas
Sint / Sinterklaas
sinterklaasfeest
sinterklaasliedje
slaapkamer
slager
slipper
slof
sloffen
slordig
slot, op slot
sluipen
sluiting
smelten
snavel
sneeuwpop
snuit
sop
spaghetti
spannend
speeltuin
spelletje
spetteren
spijkerbroek
spinazie
spons
spook
springtouw
sproeien
spuiten
staart
staf
stal
stampen
stapelen
station
steel
stempel
stilstaan
stilzitten
stip
stoeprand
stoer
stof
stoffer en blik
stompen
stoomboot
stopcontact
stoplicht
strand
stromen
strooien
sturen (zenden)
supermarkt
tafel dekken
tafelkleed
taxi
te kort
te veel
telefoonboek
telefoonnummer
tot straks
tot ziens
touwtje springen
toveren
tractor
troep
troon
troosten
tussendoortje
tweede
uitblazen
uitdelen
uitkiezen
uitkleden (zich)
uitpakken
uitspoelen
uitstappen
vastmaken
veranderen
verjaardagsfeest
verkeer
verkeersbord
verkleden (zich)
verkleedkleren
verkleuren
verrassing
versieren
versiering
versje
vervelend
verwarming
veulen
vierde
vierkant
vijf december
visite
vissen
vla
vlak
vlam
vlecht
vliegveld
vloer
vloerkleed
vogelnestje
voor je beurt (praten, gaan)
vooruit
vorm
vriezen
vrolijk
vullen
waarschuwen
waggelen
washand
wasmiddel
water geven
weggooien
wekker
wenkbrauw
wijd
wimper
winterjas
wond / wondje
woonkamer
woonwagen
zaadje
zandvorm
zebrapad
zeef
zeem
zelfstandig
ziekenwagen
zilver
zin hebben in
zinken
zolder
dwarrelen
dwerg
eekhoorn
een voor een
egel
eikel
elleboog
engel
erbij horen
erbij kunnen
eten maken
ezel
fee
feesthoed
fietspad
fietspomp
flat
flauw
fornuis
framboos
fruit
gans
geboren
gehakt
geluk hebben
gevaar
gevangenis
gezond
giechelen
gieten
gitaar
glad
glimmen
gloeiend
goedemiddag
goedemorgen
goedmaken
golf
gordel
graafmachine
grasveld
groente
grond (aarde)
grootmoeder
grootvader
grote mensen
gum
gym / gymnastiek
gymmen
gymspullen
haas
aanrecht
counter
aarde (aardbol)
earth globe
aardig
nice
achteraan
at the back
achterbank
back seat
achterkant
bck side
achterpoot
back leg
adem
breath
ademen
to breathe
ademhalen
adres
address
af en toe
now and then
afbreken
break off
afhalen
pick up get from
afknippen
cut off
afpakken
take away
afscheid
farewell
afstand
distance
afstandsbediening
remote control
agent (politie)
constable
allang
already
allerlei
all kinds
alsof
as if
alvast
already
alweer
again already
ambulance
angst
fear
ansichtkaart
picture postcard
antwoord
reply
antwoorden
to answer
apart (afzonderlijk)
separate
bewonderen
admire
bezem
broom
breed
wide broad
donkerblauw
dark blue
donkergroen
dark green
doodgaan
die
doodmoe
dead tired
doodstil
dead silent
doof
deaf
dorp
village
duizelig
dizzy
duizend
thousand
duw
push
geheim (znw)
secret
geheimzinnig
secretive
getal
number
gracht
moat
graf
grave
herkennen
recognize
het geeft niet
it does not matter
het hagelt
it hails
het hebben over
talking about
het kan me niet(s) schelen
I don't care
heus
really
kleding
clothing
klep (deksel)
lid
kletteren
clatter
kleurboek
colouring book
kleurkrijt
crayon
kleurpotlood
pencil crayon
kleven
to cling
klodder
smudge
klokhuis
core
knabbelen
nibble
knagen
gnaw
knap
clever, smart
knorren
grumble, grunt,
knuffelbeest
cuddle animal
knuffelento cuddle
knutselen
to craft
koets
carriage
koffer
suit case
kogel
bullet
koken (water)
to boil
kokosnoot
coconut
koptelefoon
head phones
korst
crust
kosten
to cost
kous
stocking
kraag
collar
kraai
crow
kraaien (haan)
to crow
krabbelen
to scribble
krabben
to scratch
kraken
to creak
krijsen
to scream
krokus
crocus
krom
crooked
kruis
cross
kruiwagen
wheel barrow
kust (znw)
coast
ladder
ladder
lade
drawer
lelijk
ugly
lenen (van)
borrow
leren
learn
les
lesson
letten op
to pay attention to, to guard
leven
to live
lievelingsdier
pet animal
lippenstift
lip stick
locomotief
locomotive
loeien
to low, to bellow
logeren
to stay over
lucifer
match stick
lui
lazy
luid
loud
luisteren (gehoorzamen) to obey
mist
mist
modder
mud
moederdag
mothers day
moeite
trouble
mogelijk
possible
moment
moment
oefenen
to exercise. practise
ondergaande zon
setting sun
onmiddellijk
immediately
onrustig
unquiet
ontbijt
breakfast
ontdekken
discover
ontmoeten
to meet
ontsnappen
to escape
ontzettend
terribly
onvriendelijk
unfriendly
onweer
thunderstorm
onzin
nonsense
ooit
ever
oorpijn
earache
op (moment)
at
op het nippertje
barely, last minute
op reis
traveling
op reis gaan
to go on a journey
op tijd
in time
op weg
under way
op zijn gemak
at leisure
op zoek
searching
openen
to open
opeten
to eat
ophalen (afhalen)
to fetch
opnieuw
anew
oppakken (optillen)
pick up, lift
oppassen (toezicht)
guard
opplakken
to paste
opschieten
to hurry
opschrijven
write down
opstaan (bed)
get up
opstaan (gaan staan)
to stand
opstapelen
to stack
opsteken (vinger)
to raise
opzeggen (gedicht)
to recite
opzoeken (proberen te vinden)
to look for
oud & nieuw
old & new
ouder
older
over (plaats)
over (tijdsaanduiding) past
overblijven stay over
overblijven (rest) left over
overdag during the day
overeind upright
overslaan skip
oversteken cross (the street)
paardrijden horse riding
paasei easter egg
pad toad or path
pak suit
pakken (gevangen) catch
pal fixed
paniek panic
park park
pas (nog maar) only
pijp (buis) pipe
plaats (stad)city, town
plafond ceiling
plank board
plas (water) pond
plastic plastic
plein town / city square
plezier fun
plof(fen) explode
plukken pick
pony pony
poos(je) little while
poot (tafel) leg
post post
postbode mailman
precies (secuur) exact
pret fun
pretpark fun park
probleem problem
prop plug
pruim prune
prullenmand waste paper basket
publiek public
rails rails
raken touch
rat rat
recht straight
rechter (rechterkant) right side
redden (leven) save
regenboog rainbow
reiger heron
rekenen math
remmen brake
rest rest
restaurant restaurant
rijmen rhyme
rillen shiver
rivier river
robot robot
roeien to row
rond (rondom) around
ronde (rondgang) round lap
rondkijken look around
rondlopen walk around
rondom around
rugzak bagpack
ruilen exchange
rups caterpillar
rust rest
rusten (slapen) sleep
saai boring
sappig (appel) juicy
schaal (schotel) dish
schaduw shadow
schamen (zich) be ashamed
schattig cute
scheef askew
schelden call names
schilder painter
schminken
schrift writing book
schuin slanted
seizoenen seasons
september
sieraad jewelry
sirene siren
sjaal shawl
slagroom whipping cream
slingeren (zwaaien) swing
sloot ditch
sluiten close
smakelijk tasty
smaken taste
smal narrow
smullen
snoepen
snuffelen
snuiten (neus)
snuiven
snurken
soepel
soldaat
sorry
spatten
speelplaats
speeltuin
spel
spijten
spinnen (draden)
spinnenweb
spoelen
sport
spreken
sprookjesboek
spuit
spuiten
sputteren
staan (mooi)
stad
stapel
stelen
stem (praten)
stempelkussen
stevig (fors)
stevig (solide)
stiekem
stikken (benauwd)
stinken
stofzuigen
stofzuiger
stom (vervelend)
stoom
stoppen (ophouden met iets)
storen
storm
stotteren
streng
struikelen
sturen
suf (bnw)
suikerfeest
super
surprise
taai
tapijt
te lang
te pakken (ziek)
te voorschijn
tegelijk
tegenhouden
tegenkomen
telkens
tellen
tenslotte
terechtkomen (plaats)
tevreden
theepot
theezakje
thermometer
thuisblijven
thuiskomen
tijdens
tijdschrift
tikken (geluid)
tikkertje
tillen
timmeren
timmerman
toevallig
toilet
totdat
touw
tovenaar
traan
trek (eetlust)
trekken (gezichten)
trekken (tocht)
treurig
trillen
trommel (koek)
trots
trouwen
trouwens
tulp
tunnel
tweeling
twintig
uiterlijk
uitgaan (vuur)
uitgang
uitglijden
uithalen
uitkiezen
uitkijken
uitknippen
uitlachen
uitladen
uitnodiging
uitpraten (afronden)
uitpraten (bijleggen)
uitrusten
uitsteken
vaart
vaart (snelheid)
vacht
vakantiereisje
van plan zijn
vanaf
vanavond
vandaan
vandoor
vanmiddag
vanmorgen
vannacht
vanochtend
vanuit
vanzelf
varkensvlees
vast (al)
vast (stevig)
vastplakken
vastzitten
veertien
veertig
veilig
vel (huid)
vel (papier)
veld
vensterbank
ver af (verderaf)
verbaasd
verband (wond)
verbergen
verbieden
verdelen
verdergaan
verderop
verdienen
verdrinken
verdwalen
verfpot
vergelijken
vergissen
verkeer
verkopen
verlangen (ww)
verlegen
verliefd
verliezen
verrassen
verrukkelijk
verschillend
verschrikt
verstoppertje
vertrekken
vertrouwen (ww)
vervelen
vervoer
verwachten
verwennen
verzamelen
verzinnen
vet
vierkant
vies (smaak)
vijftien
vijftig
vijver
vlakbij
vlek
vlieger
vluchten
voeren (dieren)
voetstap
vol (volledig)
volgen (achterna)
voor (doel)
voor (ipv)
voor (tijdstip)
voor de gek houden
voor het eerst
vooraan
vooral
voorbeeld
voorbij (afgelopen)
voorbij (verder)
voorbijlopen
voordat
voordeur
voorlezen
vouw
vouwblad
vraag
vreemd
vriendin
vrij
vrijdag
vroeg
vroeger
vrucht
vuil
vuilniswagen
vuilniszak
vuist
waar (juist)
waarin
waarop
waarschijnlijk
waarvoor
wandelen
wandeling
warmte
was (wasgoed)
wasbak
wasknijper
waslijn
wasmachine
wasmand
waterpokken
wc rol
wedden
wedstrijd
weegschaal
weekend
wegen
wegwezen
weiland
weinig (inhoud)
welkom
welnee
wennen
wens
wensen
werken (apparaat)
wiebelen
wijd
wijs
wijzer
wild (bvnw)
wimper
winkelen
winnaar
winnen
winterslaap
wippen
wisselen (ruilen)
wisselen (sport)
woedend
woensdag
woensdagmiddag
woest
wol
woonomgeving
wrijven
zaad
zaaien
zaal
zacht (kracht)
zaterdag
zeehond
zeerover
zeggen (dat wil zeggen)
zelfs
zenuwachtig
zestien
zeuren
zicht
zichzelf
zielig
zijkant
zijn best doen
zijn gang gaan
zijn mond houden
zijn zin krijgen
zin (woorden)
zoals
zodat
zodra
zoek (verloren)
zoemen
zoen
zoenen
zoiets
zolang
zondag
zonde (jammer)
zonnebril
zonnig
zool
zoon
zorgen voor
zover (tot zover)
zucht
zuiden
Zuidpool
zuigen
zulk
zuster (verpleeg)
zwaaien (heen en weer)
zwaailicht
zwaluw
zware stem
zweefvliegtuig
zweetdruppels
zwembad
zwembroek
zwemles
zwempak
zweven
zwijgen
achterdeur
achterin
achterlicht
achternaam
achterover
afdrogen
afgooien
aflikken
afrekenen
afscheuren
afsnijden
afspoelen
afstempelen
afvoer
afvragen
afwas
afwasborstel
allereerste
allerlaatste
ananas
anderhalf
angstig
appelboom
appeltaart
bacterie
barbecue
basisschool
behang
beleefd zijn
bellen blazen
berg (stapel)
bes
beschuitje
beste
bestek
bestellen
beukennootje
bever
bibliotheek
bietjes
bij (insect)
bijl
bioscoop
blaten
bloedneus
bloembol
boksen
bolhoed
bom
boodschappenlijstje
boomstam
box
brommen
broodtrommel
brullen
buis
buitendeur
buitenkomen
buitenspelen
bult
bureau (schrijftafel)
burgemeester
champignon
cirkel
clownspak
club
conducteur
dal
delen
dolfijn
dooien
duif
dweilen
eergisteren
erom
everzwijn
expres
flauwekul
fietspomp
flipperkast
fluitketel
foppen
fruitschaal
gebak
geeuwen
gemak (makkelijk)
gevoelens
geweer
goochelaar
goochelen
goudvis
grazen
greppel
groente
groenteman
groepje van drie
mesthoop
met grote ogen
met z’n drieën
met z’n tweeën
metrostation
metselaar
meubels
middageten
miljonair
mini
minste
mislukken
missen (niet raak)
missen (ontbreken)
mobieltje
molen
mop (grap)
moskee
muisgrijs
museum
muzikant
nachtmerrie
nagellak
najaar
nakijken (oog)
namelijk
natekenen
natuur
navel
navertellen
negende
net (visnet)
neuriën
neusdruppels
neushoorn
nijlpaard
nul
nummer
oever
offerfeest
oliebol
omdoen
omgaan met elkaar
omheen
omhooghouden
omkijken (over de schouder)
omstebeurt
omwaaien
onaardig
onderzoek
onderzoeken
ongerust
onhoorbaar
onlangs
onthouden
opblijven
ophalen (schouders)
opmaken (opeten)
opnemen (muziek)
opnoemen
oprollen
opschuiven
optocht
optreden
opvreten
opwinden (zich)
opzetten (tent)
overmorgen
overnieuw
overtekenen
overtrekken
paleis
paprika
pauze
per (per dag)
per bus
per ongeluk
perenboom
pianospelen
pijp roken
pikken (vogels)
pin
pinnen
piraat
pitten (fornuis)
plan
plat dak
pluim (veer)
pluis
podium
postzegel
prikbord
prikkeldraad
pruik
pudding
puffen
puntdak
raad (advies)
ramadan
rammen
rapen
ravijn
razen
rechtop
reep (papier)
regel
regelen
regenbui
regenlaarzen
regenpijp
regenwater
reisbureau
rek
riet (plant)
rijgen
rinkelen
rit
ritselen
rol (cilinder)
roltrap
roos
rots
rottig
rotzooi
ruit (glas)
rukken
scharrelen
schateren
schatrijk
schatten
schild
schipper
schok (beweging)
schoolbord
schooldokter
schoolkrant
schoolplein
schoolreisje
schrijven
schrokken
schutting
seconde
servies
shirt
sip
sissen
ski
skiën
slagtand
slakkenhuis
slang (buis)
sleutelgat
sleutelhanger
slurf
smak
smakken
smeken
snackbar
sneeuwballen gooien
sneeuwvlok
snikken
snorhaar
spellen
staren
steeg
steil
stekel
steken (prikken)
stijf
stijgen
stinkdier
stoeien
stoelpoot
stof (kleding)
storten (gooien)
straal (water)
straf
streek
strijken
strikken
stripboek
strippenkaart
stro
struik
stuiven
suikerklontje
suikerpot
tachtig
tandarts
tegel
tegenaan
tegenover
tekenfilm
tel
tennis
terugleggen
titel
tocht
toe (komaan)
toetje
toiletpapier
toilettas
toneel spelen
trakteren
trampoline
trapleuning
trappen
trapper
trippelen
troebel
trompet
tuinslang
turen
tussendoor
twee aan twee
ui
uiterlijk
uitgerust
uitleggen
uitmaken (belang)
uitroepen
uitwringen
uitzoeken
vals (boosaardig)
veer
vent
verbazing
verdieping
vergeet-me-nietje
vergrootglas
verhuiswagen
verhuizen
verjagen
verkeer
verkeersbord
verklappen
verkleden
verlaten
vers
verschijnen
verschil
verslijten
verstandig
verte
vervoeren
vervoermiddel
verwend
verzorgen
via
vleugel
voeten vegen
vogelkooi
vogelverschrikker
volgen (begrijpen)
volgorde
voor schut staan
voorbank
voordoen
voordringen
voorjaar
voorkant
voorlicht
voorlopig
voornaam
voorover
voorpoot
voorstellen
voorstelling (film)
voortaan
voorzeggen
vrachtwagen
vreemde
vreselijk
vriendelijk
vuurwerk
walvis
wapperen
waterkant
waterleiding
Beleefd 
polite
bedanken
thank
burgemeester
mayor
gedragen (zich)
behave
geduld
patience
geduldig
patient
gehoorzaam
obedient
zijn mond houden
keep his mouth shut
schelden
call names
smakelijk
tasty
sorry
spijten
regret
welnee
no
Brandweer
firepeople
blussen
douse
brandweerauto
fire truck
brandweerman
fireman
in brand staan
on fire
instorten (gebouw)
collapse
ladder
ladder
nachtmerrie
nightmare
redden (leven)
save
afrekenen
pay
bestellen
order
euro

kassaboncash register eeceipt
klant
customer
kraam
stand
kosten
cost
pin
pin code
pinnen
pay with debet
rondkijken
looking around
bever
beaver
blaten
bleat
bij
bee
brullen
roar
dolfijn (vis)
dolphin
duif
dove pigeon
everzwijn
wild boar
graven
dig
grazen
graze
grommen
growl
haai
shark
hamster
hamster
hengel
fishing pole
jagen hunt
jager
hunter
ontsnappen escape
prikkeldraad
barbed wire
bestek
cutlery
bietjes
brok
broodtrommel
champignon
eetwaar
etenstijd
fruitschaal
gebak
groente
gulzig
hapje (gerecht)
hongerig
honing
jam
kippenvlees
klokhuis
knabbelen
knagen
komkommer
koken (water)
kokosnoot
leegdrinken
maaltijd
mager
middageten
oliebol
ontbijt
opeten
opvreten
paasei
paprika
plukken
pruim
pudding
sappig (appel)
schaal (schotel)
servies
schrokken
slagroom
smakken
smaken
smullen
snackbar
snoepen
suikerpot
suikerklontje
taai
theepot
theezakje
toetje
trek (eetlust)
trommel (koek)
ui
varkensvlees
verrukkelijk
vers
vet
vies (smaak)
vrucht
zin (lust)
zuigen
zuurkool
Familie
achternaam
begraven
dochter
getrouwd
graf
kennis
ouder
raad
voornaam
zoon
Feest vieren
bellen blazen
bijzonder
boffen
carnaval
dansje
divali
een feest geven
feest vieren
feestdag
feestjurk
feliciteren
hartelijk
hartstikke
kerstkaart
Koninginnedag
moederdag
nieuwjaar
offerfeest
opblijven
oud & nieuw
pret
ramadan
suikerfeest
surprise
tekenfilm
trakteren
uitnodiging
verrassen
welkom
wens
wensen
zalig
zichzelf
zoen
zoenen
Geluid en muziek
aanzetten
bioscoop
brommen
doodstil
echo
gil
hardop
kabaal
klank
klappen
knallen
koptelefoon
kraken
luid
microfoon
mobieltje
mompelen
muziekinstrument
neuriën
onhoorbaar
ontzettend
opnemen
optreden
pianospelen
plof(fen)
rinkelen
ritselen
schateren
tikken
trompet
Gevoelens
angst
angstig
arm (niet rijk)
arm (zielig)
bedroefd
benieuwd
bewonderen
bezorgd
dapper
deftig
de slappe lach
dol op
doodmoe
droevig
eenzaam
eerlijk
eigenwijs
enig (alleen)
ernstig (serieus)
fantastisch (geweldig)
flink (dapper)
geloven (niet zeker weten)
geluk
geweldig
grappig
griezelig
het kan me niet(s) schelen
hopen
in de war
janken
kalm
kippenvel
kwaad
lach
lol
lui
moeite
mislukken
missen
ongelukkig
ongerust
onrustig
opwinden (zich)
op zijn gemak
paniek
rottig
schamen (zich)
sip
stom (vervelend)
stoppen (ophouden met iets)
tevreden
treurig
van plan zijn
verbaasd
verbazing
verbergen
verlangen
verlaten
verliefd
verschrikt
vervelen
voor schut staan
vreselijk
wegwezen
wennen
woedend
zacht (kracht)
zenuwachtig
zielig
zijn gang gaan
zonde (jammer)
Hoeveelheid
aantal
beide (-n)
berg (stapel)
doormidden
helft
hoop (veel)
kwart
met z’n tweeën
met z’n drieën
ongeveer
rest
weinig (inhoud)
Instructietaal /
schooltaal
afvragen
bedekken
bedoeling
betekenen
bijzetten
binnenkomen
daarmee
doorgeven
doorwerken
gemak (makkelijk)
het geeft niet
het hangt ervan af
haast (tijdgebrek)
hiermee
hoewel
hurken
in een rij staan
in orde
in de gaten houden
inderdaad
intussen
juist (goed)
klaarmaken
knap
letten op
liggen aan
meevallen
mogelijk
mooi (ok)
namelijk
nazeggen
omkeren
onderzoeken
onthouden
onzin
op zoek
openen
opnieuw
oppakken (optillen)
opstaan (gaan staan)
opstapelen
plan
sluiten
spreken
uitkiezen
uitleggen
uitpraten (afronden)
uitzoeken
vergissen
verstandig
vol (volledig)
volgen (begrijpen)
voor (doel)
voor het eerst
voorbeeld
zodat
zwijgen
Kleding en uiterlijk
afzakken (broek)
bolhoed
clownspak
cowboyhoed
dragen (kleren)
doktersjas
eruit zien als
gesp
gulp
hak
handschoen
helm
hoofddoek
indianenpak
indianentooi
instoppen
katoen
kleding
klomp
kniekous
knijper
knoopsgat
kous
kraag
krul
laag
losmaken
omdoen
pak
pruik
regenlaarzen
rek
rugzak
schminken
sieraad
sjaal
shirt
staan (mooi)
stof (kleding)
stoom
strijken
strikken
verkleden
verkopen
verslijten
vlek
zool
zwembroek
zwempak
Kleuren extra
donkerblauw
donkergroen
lichtblauw
lichtgroen
muisgrijs
Knutselen en tekenen
afbreken
afknippen
afscheuren
band (stof)
franje
glanzen
handig
inkleuren
karton
ketting (keten)
kleurboek
kleurkrijt
kleurpotlood
kleven
klodder
kloppen (slaan)
klosje (garen)
kneden (klei)
knutselen
knip (knippen)
krom
kruis
lap
lelijk
licht (straling)
lint
maken (repareren)
natekenen
opplakken
oprollen
overtekenen
overtrekken
plastic
antwoord
antwoorden
cirkel
in het midden
het hebben over
navertellen
omhooghouden
omstebeurt
opschuiven
voordoen
voorlezen
voorzeggen
avontuur
bladzijde
boodschappenlijstje
gaan over
hoofdletter
kleine letter
leesboek
letter
omslaan (bladzijde)
opnoemen
opschrijven
opzoeken (proberen te vinden)
rechtop
regel
rijmen
schoolkrant
schrift
schuin
spellen
sprookjesboek
stripboek
tijdschrift
titel
wonder
woord
woordblad
woordenboek
zin
aanvoelen (tastzin)
adem
ademen
ademhalen
bot
hart
hik
huid
insmeren
jeuken
kies (tand)
korst
krabben
leven
lippenstift
lucht (zuurstof)
nagellak
nakijken (oog)
navel
neusdruppels
oorpijn
stem (praten)
stevig (fors)
traan
vel (huid)
voetstap
vuist
wimper
zicht
Lichaamstaal
beven
buigen
buiging
bulderen
gapen
geeuwen
gieren
gillen
glimlachen
grijnzen
grijpen
hijgen
hoofdschuddend
in slaap vallen
inhouden (adem)
inslikken
ja knikken
jammeren
juichen
klapperen
krijsen
leunen
met grote ogen
mopperen
nadoen
nee schudden
ophalen (schouders)
puffen
sissen
snikken
snuiven
snurken
sputteren
staren
stikken (benauwd)
stotteren
struikelen
trekken (gezichten)
trillen
trippelen
turen
uitroepen
uitrusten
zeuren
zucht
zwaaien
postbode
ober
tandarts
timmerman
trouwen
tweeling
hemel
heuvel
meer
modder
molen
mos
natuur
Noordpool
oceaan
oerwoud
oever
omwaaien
ondergaande zon
op pad
pad
rapen
ravijn
regenboog
riet (plant)
rivier
rots
schaduw
sloot
struik
tocht
vaart
vijver
verdwalen
wandelen
wandeling
waterkant
zuidpool
Omgaan met elkaar
aardig
afpakken
baas spelen (de)
beloven
bemoeien
beschermen
besluiten
brutaal
eens (akkoord)
er vandoor gaan
expres
flauwekul
foppen
geheim (znw)
geheimzinnig
gelijk hebben
gemeen (slecht)
genieten (plezier)
genoeg hebben van
gluren
halen (roepen)
hebberig
in de gaten houden
in zijn eentje
jezelf
keihard
knuffelen
klagen
klikken
kussen
kwebbelen
last (hinder)
lastig
lenen (van)
lief vinden
liegen
luisteren (gehoorzamen)
mal
manier
meeloper
meemaken
nieuwsgierig
nijdig
onaardig
ontmoeten
onvriendelijk
op zijn kop krijgen
per ongeluk
ruilen
saai
schattig
smeken
stelen
stiekem
stoeien
storen
streek
streng
tegenhouden
tegenkomen
uitlachen
uitpraten (bijleggen)
vals (boosaardig)
vanzelf
verbieden
verklappen
verlegen
vertrouwen (ww)
verwachten
verwend
verwennen
vriendelijk
voor de gek houden
wisselen (ruilen)
zijn zin krijgen
Ordenen & vergelijken & meten
achteraan
allereerste
allerlaatste
allerlei
alsof
alvast
behalve
bovendien
echt (tegenover vals)
eind
ermee
even donker
even licht
flink (groot, veel)
gelijk (tegelijk)
gezicht (aanblik)
herkennen
hierachter
hieronder
iemand anders
iets anders
mini
missen (ontbreken)
na (achter)
nogal
oud (tegenover nieuw)
overblijven (rest)
pas (nog maar)
per (per dag)
rotzooi
stapel
toevallig
uithalen
uitmaken (belang)
uitzoeken
vast (al)
verdelen
vergelijken
verschil
verschillend
verzamelen
volgorde
voor (ipv)
vooral
voordringen
wegen
weegschaal
zelfs
zoals
zodra
zoiets
zolang
zover
zulk
Planten en bloemen
appelboom
bijl
bloembol
bloempot
boomstam
graan
hyacint
krokus
mesthoop
tuinslang
tulp
narcis
perenboom
regenwater
roos
vergeet-me-nietje
zaad
zaaien
Ruimtelijke en meetkundige
oriëntatie
achterkant
binnenkant
bol (znw)
bovenaan
bovenkant
breed
buitenkant
dwars (richting)
eind (afstand)
erachter
in het rond
ingang
kier
kilometer
languit
linker (plaats)
meten (lengte)
meter (100 cm)
omheen
onderkant
onderdoor
ondersteboven
over (plaats)
overeind
pal
rechter (rechterkant)
rechthoek
rol (cilinder)
rond (rondom)
ronde (rondgang)
rondom
scheef
smal
stevig (solide)
te voorschijn
tegenaan
tegenover
uitgang
uitsteken
vandaan
vandoor
vanuit
verderop
verte
vierkant
vlakbij
vooraan
voorkant
waar (juist)
wijd
zijkant
School
basisschool
belangrijk
bibliotheek
blokkendoos
boel (veel)
buitendeur
bureau (schrijftafel)
deurmat
domoor
door elkaar
doorlopen
groepjes van drie
gymschoenen
gymzaal
hal
in groepjes
klaar zetten
kletskous
krabbelen
leren
les
map
oefenen
onderzoek
op tijd
overblijven
poot (tafel)
prikbord
prullenmand
ruit (glas)
schoolplein
schoolbord
schooldokter
schoolreisje
speelplaats
stempelkussen
stoelpoot
straf
terugleggen
trapleuning
voeten vegen
voorstelling (film)
wijs
woensdagmiddag
zaal
Spel en sport
applaus
afstempelen
beroemd
beste
boksen
bravo
club
crossfiets
delen
diploma
doelpunt
duiken (dook, gedoken; zee)
duw
fietspomp
hardlopen
hondenpoep
hup
kampioen
kegel
klappen (applaudisseren)
medaille
meerijden
mislukken
missen (niet raak)
overnieuw
paardrijden
pauze
publiek
raken
rammen
regelen
roeien
spel
speeltuin
sport
stijf
soepel
ski
skiën
smak
tennis
toe (komaan)
trappen
trapper
twee aan twee
verliezen
wedstrijd
wielrenner
winnaar
winnen
wisselen
zwaargewicht
zweefvliegtuig
zwembad
zwemles
zweven
Spelen en werken
aanlopen (komt)
aanvliegen (rennen)
achterover
afgooien
apparaat
batterij
beet (vast)
beweging
bonzen
boor
boren
cement
flipperkast
geweer
glippen
goochelen
hamer
heus
hobbelpaard
indoen
indrukken
kaart (spel)
kaart (ticket)
kanon
karwei
klauteren
kleermakerszit
kletteren
knuffelbeest
kogel
koprol
kralenplank
kruiwagen
kubus
kunst (prestatie)
maken (zorgen dat)
meespelen
memory
mop (grap)
motor (machine)
omkijken (over de schouder)
oppassen
optocht
pijp (buis)
plank
plezier
post
postzegel
podium
precies (secuur)
pretpark
probleem
rukken
schok (beweging)
sneeuwballen gooien
stijgen
storten (gooien)
stuiven
suf
tikkertje
timmeren
toneel spelen
tovenaar
trampoline
uitglijden
verdienen
verschijnen
verstoppertje
volgen (achterna)
voorover
vlieger
wapperen
waterpistool
wedden
weglopen
werken (apparaat)
wild (bvnw)
wippen
woest
zakken (ww naar beneden)
zaklopen
zeilboot